[26 januari 2016. De wand.]
Paulo en ik hebben iets ontdekt. Preciezer: Paulo heeft het ontdekt en deelde het me vrijdag tijdens het boksen mee. Namelijk dat ik veel beter boks als we allebei zo veel mogelijk zwijgen, als hij zijn linker- dan wel zijn rechterpad voor me ophoudt zonder ook nog te benoemen wat hij laat zien dat ik moet doen. Dan ga ik me beter concentreren op mijn eigen slagen. Simpelweg omdat ik kalmer ben. Want ik vind het lastig twee dingen tegelijk te doen, laat staan drie dingen. Kijken (naar de opflitsende pads, dus naar de nonverbale instructie), tekst opvangen (dus luisteren naar de verbale instructie), én slaan (de instructie opvolgen) tegelijk is problematisch. Bovendien is het niet eens alleen het kijken, luisteren en slaan die tegelijk plaatshebben, maar komen daar ook nog de andere bewegingen bij: met name het voetenwerk, het bewegen over de mat met steeds de linkervoet voor en de rechtervoet achter, of we nu voorwaarts gaan of achterwaarts.
Laat ik het wat op een rijtje zetten (ook voor mezelf J). Vier zaken die mijn boksles tot een boksles maken heb ik nu genoemd. 1. het kijken naar de instructies; 2. het luisteren naar de instructies; 3. het ópvolgen van de (armbewegings)instructies, met de techniek ervan die nog lang niet helemaal is ingesleten; 4. het bewegen door de ruimte met het bijbehorende voetenwerk. Daar komt dan nog iets bij. Een vijfde aspect. Namelijk de ruimte zelf, de manier waarop die is afgebakend, het féit dat die is afgebakend. Want als Paulo me te dicht naar de wand loodst -voor mijn gevóel te dicht, want feitelijk is er nog ruimte genoeg en dreig ik níet ertegenop te stoten- heb ik de impuls terug te deinzen, bij die wand vandaan te blijven omdat de wand naar me overhelt en over me heen gaat vallen. Dus als we in de buurt van de wand komen verstijf ik en nijg ik bij de wand vandaan. Tot verbazing van Paulo. Het gebeurde ook vrijdag. Daar kwam de groene wand -bekleed met foam, ik kan me nooit hard stoten dus aan het materiaal ligt het vermoedelijk niet, het zal er eerder mee te maken hebben dat de bekleding van vloer en wand hetzelfde is, en dat mijn hersens daardoor moeite hebben te schakelen tussen vloer en wand; de vloer richt zich ineens op en de wand wil vloer zijn- daar kwam de wand en ik hield me terug. Waarop Paulo me iets zei waarop ik wel ja moest zeggen. Hij zei: ‘Volgens mij heb jij meer last van je hoofd dan van je been.’
Dus hoe minder zaken om op te letten, hoe beter. Als ik niet hoef te luisteren, als het stil is -de muziek was meteen de eerste les al uitgebannen- gaat mijn techniek vooruit en word ik rustiger. Ik word stiller en weidser van binnen. En ineens gaat het boksen dan fijn, zonder een van stress verkrampt en verzwakt lichaam. Daarom train ik graag in een ruimte met zo min mogelijk geluid en gedoe. Paulo weet inmiddels dat het iets is om blijvend rekening mee te houden. Af en toe probeert hij het te doorbreken, vraagt dan of hij een muziekje zal opzetten, maar lacht er een beetje bij omdat hij het antwoord al kent. En hij houdt ook rekening met mijn reactie op de wand. Hij doet dat niet door me bij de wand vandaan te houden, maar door me er juist dichtbij te brengen en me zo te laten merken -ook door het te zéggen (hier heeft het praten een weldadig effect:)- dat er heus niks zal gebeuren, dat er nog ruimte zat is, dat de wand me niks doet. En dat is de enig juiste tactiek.