21 december 2015. Blessurepijn
Ooit, op de thuisweg van een avond stappen met mijn goede vriend R, was ik zo uitgelaten en ook dronken, dat ik vergat dat ik een prothese droeg. Ik wilde hollen. En dat deed ik. Maar ik was nog maar net op gang of mijn been schoot af en ik werd voorover gesmeten op de straatstenen. Vanwege de asymmetrie van mijn vallende lichaam (links zat er immers geen been meer) kwam mijn linkerkant eerder neer dan mijn rechter. Een vlijmende pijn beet door mijn schouder. Ik lag languit op mijn buik, ik huilde niet, ik kermde niet, ik keek op naar R en zei rustig: ‘Er is iets mis, ik heb enorm veel pijn in mijn schouder.’ Thuisgekomen lukt het me niet mijn arm te bewegen. De volgende dag kon ik mijn arm niet optillen. ‘Stel je niet zo aan,’ zei R, die bij me logeerde. Toen later, na onderzoek, bleek dat mijn schouderpees was gescheurd, schrok R. Hij zei: ‘Ik geloofde je niet want je gaf geen kik. Je zéi alleen maar dat je pijn had…’
Bij pijn huil ik niet. Maar soms, als het niet ál te ernstig is, doe ik dan wel alsóf ik moet huilen. Mijn (zelf)spot verlaat me alleen als mijn leven wordt bedreigd. In alle andere gevallen blijf ik zien dat we als mensen maar kwetsbare wezens zijn, en daardoor vaak tragisch. En komisch. We zijn grote fazanten, pechvogels, verliezers. Op momenten waarop dit ‘verliezerschap’ voor mij overduidelijk blíjkt en ik er zelf het slachtoffer van ben, zoals toen ik in Istanboel verongelukte of wanneer ik een lelijke val maak, en dat doe ik zo eens per jaar, blijf ik óf uiterst kalm, óf ik begin me als een clown te gedragen, ik overdrijf, ga doen alsof. En dan gelooft niemand me. Terwijl de blessure en/of de pijn toch écht zijn…
Ook bij het boksen werkt dit psychologisch mechanisme weleens tegen me. Begrijpelijk. Als ik met de bokshandschoen een klap geef tegen Paulo’s pad en die klap komt verkeerd aan en ik begin opzettelijk auw-auw-auw te kermen, is het niet raar dat Paulo die zogenaamde aanstellerij negeert en me aanspoort door te gaan. Ik gá ook door, maar toch ben ik ook weleens bang dan. Bang iets heel erg kapot te maken…
Afgelopen les bokste ik met een al geblesseerde wijsvinger. Die blessure was vermoedelijk gekomen doordat ik (een week ervoor) bij het slaan mijn vuist te slap had. Én doordat daarbij tegelijkertijd mijn wijsvinger de (scheve) klap opving. Er schoot een pijnschicht door mijn vinger, en het was alsof er verderop in mijn hand iets versplinterde, minimaal, maar toch. Telkens als ik de dagen erna even op die vinger(knokkel) kwam te leunen was er een vlijmende pijn. De hele week masseerde ik voorzichtig het aangedane weefsel in mijn hand, heel voorzichtig duwde ik daarbij mijn vinger telkens iets verder door de pijn. Dat deed ik een keer of tien per dag. Helaas met minimaal resultaat. Het was overduidelijk, mijn vinger vroeg om rust… Maar ík wilde naar boksles. Dus mijn vinger moest mee. Dat was afgelopen donderdag, 17 december. En daardoor gaf tijdens die les elke klap met mijn rechterhand me een verontrustend sein…
Nog steeds ben ik best een beetje bang dat ik iets onherstelbaar heb beschadigd. En tóch:)… tóch gaat het iedere dag een beetje beter… wordt mijn vinger iedere dag een heel klein beetje minder pijnlijk… Zodat ik donderdag weer naar boksles kan… ik gá in ieder geval… ook als mijn vinger thuis wil blijven… hij zal gewoon mee moeten… Dus, Paulo! Here we come…!!:)
Lucy