[23 maart 2016. Vertrouwen.]
Mijn linkeronderbeen werd geamputeerd en houdt tien centimeter onder de knie op. Mijn linkeronderbeenprothese bestaat uit een zachte binnenkoker en een buitenbeen dat is opgebouwd uit een harde koker, een aluminium buis en een voet. Dat buitenbeen zit los. Ik stap erin en het houdt zichzelf vast met de ‘oren’ aan weerszijden van de knie. Ik kan het daarom ook makkelijk verliezen. Het been slinkt gedurende de dag waardoor de koker dan wijder zit. De eerste keer dat ik het been verloor fietste ik op topsnelheid door de smalle, aflopende Gelkingestraat. Ongeveer halverwege schoot mijn kunstvoet van de trapper. Ik plaatste hem er weer op, meende ik, maar in die beweging raakte de voorvoet ónder de trapper en het volgende moment bolderde mijn been achter me over straat. Ik stopte, ik stond daar als een kwieke flamingo, en ik keek. Daar lag het been, huidkleurig op het asfalt, ongeveer op de plek waar ik zonet met mijn fiets had gereden. Diagonaal. De voet (met een elegante maar stevige zwarte schoen) in de richting van het trottoir. En daar kwam ook een bus aangejakkerd. Mijn kop schoot tussen mijn vleugels. De bus beukte voorbij. Ik keek weer. De bus had het been nét niet geraakt. Een eindje verderop stond een groepje jongens me keihard uit te lachen. Best. Ik grijnsde wat en riep: ‘Wil iemand mijn been even ophalen alsjeblieft…?’ En een van de jongens holde en haalde mijn been op.
Als ik over straat loop kijk ik altijd naar de grond om te zien of de kunstvoet na het optillen van mijn been daar ook zal aankomen; als ik over straat loop neem ik altijd grote passen. Want als ik grote passen neem kan ik verder lopen.
Bij het boksen zijn de passen vanzelf kleiner, want bij het boksen staat je linkerbeen altijd voor je rechter, dat hoort zo. Daardoor maak je bij het boksen, als je voor-, achter- of zijwaarts gaat, vanzelf huppelpasjes. Je blijft daardoor met je voeten dichter bij de vloer. En daarom hoef ik bij het boksen niet naar mijn been te kijken. Ik vertrouw erop dat het wel blijft zitten, dat ik, mocht het been een begin maken met afglijden, ik hooguit een paar centimeter in de koker omhoogkom en dan bij het neerzetten van de voet er weer in neerdaal. Tot nu toe ging het goed. Bovendien is Paulo er steeds bij. Die zal me wel grijpen voordat ik tegen de grond smak. Ook daar vertrouw ik op.